Nog maar 3% van alle bomen en struiken in Nederlands bos en landschap is wild (autochtoon) en groeit op plekken waar ze al eeuwen voorkomen. En dat maakt ze kwetsbaar. Binnen het project 'Wilde bomen & struiken' delen we kennis en leiden we vrijwilligers op om de nog aanwezige autochtone soorten in Overijssel in kaart te brengen, zodat we ze kunnen beschermen.
Onder wilde of autochtone bomen en struiken verstaan we in dit project oorspronkelijke populaties bomen en struiken die zich na de laatste ijstijd spontaan - van nature, dus zonder menselijke invloed - in een gebied hebben gevestigd. In het Reestdal, vlak bij ons bezoekerscentrum De Wheem, vinden we gelukkig nog wilde soorten.
Herkennen van wilde bomen & struiken
Tijdens de velddag van 7 juni kreeg onze vrijwilligersgroep les van specialisten Bert Maes en Lodewijk van Kemenade over het herkennen en beheren van wilde populaties. Het vaststellen of een boom of struik al dan niet wild is, is nog niet zo eenvoudig. Bert Maes is al zo’n 30 jaar bezig met het in kaart brengen van groeikernen van wilde bomen en struiken. We maken dan ook graag gebruik van zijn kennis en ervaring.
Kaartonderzoek
“De eerste stap is het bestuderen van historische kaarten om te achterhalen of landschapselementen zoals boskernen en houtwallen van vóór 1850 zijn”, aldus Bert. “Zo ja, dan is de kans groter dat je er autochtone soorten aantreft”. De vrijwilligers krijgen een potentiekaart mee, waarop is aangegeven in welke gebieden we wilde bomen en struiken verwachten. Vervolgens gaan ze twee aan twee op pad voor het veldonderzoek.
In het veld
Ter plekke is de realiteit weerbarstig. Sommige zones zijn dichtgegroeid met ondoordringbare hulst, op andere plekken zien we wel houtwallen maar helaas veel recenter dan 1850. En natuurlijk zijn er de exoten, zoals de Amerikaanse vogelkers. We lopen met Bert mee het bos in en hij wijst ons op indicatoren van oud bos. “Hakhout, kamperfoelie, bosanemoon. Ze kunnen wijzen op oude groeiplekken”, aldus Bert. En dan zijn er nog de cultuurhistorische factoren. “Van sommige oude agrarische gemeenschappen is bijvoorbeeld bekend dat men voor eikels niet naar de markt ging maar liever de kinderen er op uit stuurde om eikels te rapen en op te kweken, om zo het bos uit te breiden. Daar komen ook veld- en achternamen als ‘eikelkamp’ of ‘ekkelkamp’ vandaan. In zo’n gebied is de kans aanwezig dat ook relatief jong bos toch autochtone genen heeft.”
Gericht beheer
Lodewijk van Kemenade heeft zich net als Bert Maes gespecialiseerd in het herkennen en vooral ook beheren van autochtone soorten. Lodewijk: “Met de kleine aantallen wilde bomen en struiken die er nog wel zijn, gaat het niet goed door gebrek aan gericht beheer. Vaak niet door slechte wil, maar er ontbreekt kennis.” Lodewijk helpt ons bij het opleiden van specialistische vrijwilligers die wilde populaties gaan beheren.
Zwarte els, sporkehout
De vrijwilligers komen terug van hun veldonderzoek. Met op hun lijsten gelukkig nog flink wat autochtone soorten die ze tegenkwamen, zoals zomereik, zwarte els, sporkehout, lijsterbes en kamperfoelie. De resultaten worden geëvalueerd en er komen allerlei beheeropties voorbij. Wat Lodewijk betreft ligt de prioriteit hier op De Wheem bij maatregelen ten aanzien van exotische zaadbomen zoals de Amerikaanse vogelkers. “Daarna kunnen we de hulst gedeeltelijk uitdunnen. Zo krijgen soorten die licht nodig hebben meer kans. En nog een deel van het bos omvormen, bijvoorbeeld door jonge krentenbomen te verwijderen zodat er ruimte komt voor lijsterbes en sporkehout”, aldus Lodewijk. Helaas is het ook te droog. Dus maatregelen om water vast te houden zijn ook welkom. Denk aan het ondieper maken van sloten.