Vloeiweiden - ook wel hooimaten - of hooilandjes zoals ze vroeger werden genoemd - zijn stukjes land waar kalkrijk kwelwater omhoog komt. In de middeleeuwen isoleerden boeren deze vloeiweiden door er walletjes omheen te leggen. Met sloten en schotten hielden ze het water en het vruchtbare slib in het gebied, zodat de droge of zure grond geschikt werd als grasland.

Soortenrijkdom

Deze techniek werd van de vroege middeleeuwen tot 1900 volop toegepast. Door de invoering van kunstmest na 1900 verloren de vloeivelden geleidelijk aan hun functie. Tegenwoordig zijn deze heischrale graslanden en blauwgraslanden bonte verzamelplekken van allerlei bijzondere planten zoals de rietorchis, blauwe knoop en blonde zegge. Zoals op landgoed Lonnekermeer. Ze zijn overigens niet toegankelijk, vanwege hun kwetsbare begroeiing.