Helemaal in het westen van onze provincie Overijssel, daar waar vroeger de Zuiderzee het land regelmatig overspoelde, vind je nog zeeklei. Bij bijvoorbeeld het Kampereiland, het lege land met de hoge terpen, waar de boerderijen beschermd worden door de bomen op het erf. Waar je in het voorjaar fietst met de buitelende kieviten om je heen boven de groene weilanden. De vette klei zorgt voor een vruchtbare bodem, de reden waarom mensen hier, ondanks het overstromingsgevaar gingen wonen.
Het natuurlijke landschap
Het zeekleilandschap in het westen van Overijssel is een relatief jong landschap. In zijn huidige vorm is het pas aan het begin van de late middeleeuwen eeuw ontstaan. Op de plek van de voormalige Zuiderzee vormde zich vanaf ongeveer 4.000 v.Chr. een landschap van kwelders en kreken. Duizend jaar later had zich op dezelfde plek een groot hoogveenmoeras ontwikkeld. In het midden van dat moeras lagen grote veenplassen. Deze veenplassen breidden zich steeds verder uit, totdat rond onze jaartelling een volledige binnenzee was ontstaan: het Almere. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1170 werden grote stukken van het veenland in dat Almere weggeslagen, waardoor de voormalige Zuiderzee ontstond. In de eeuwen daarna breidde de Zuiderzee zich steeds verder uit en zette zeeklei af in de omgeving van Blokzijl en in de IJsseldelta bij Kampen.
Prehistorische bewoning
Zowel in het kwelderlandschap als in het latere hoogveenlandschap was bewoning in de prehistorie niet mogelijk. Het was te nat om te verblijven. Bewoning zal in alle prehistorische perioden daarom plaats hebben gevonden op de stuwwal van Vollenhove. Van daaruit moeten de randen van het veen wel gebruikt om te jagen, om als grondstof te gebruiken of om te offeren.
Ontginning vanaf de Middeleeuwen
Door de regelmatige overstromingen langs de kust en door de lage ligging zijn de gronden langs de kust voornamelijk in gebruik als weide- en hooilanden. Men ging wonen op de schaarse hogere gronden, waardoor plaatsen als Kuinre, Blankenham en Blokzijl ontstonden. Vanaf de veertiende eeuw werden dijken aangelegd om de weide- en hooilanden beter te kunnen gebruiken. Hiermee kwam het natuurlijke proces van zeekleiafzetting grotendeels tot stilstand. Vervolgens werden sloten en sluizen aangelegd om ontwatering mogelijk te maken. Op deze manier ontstonden tussen Vollenhove en Kuinre polders, waaronder de Noorder- en de Zuiderpolder en Etteland. Het overgangsgebied van rivier- en zeeklei bij het Kampereiland heeft een andere ontstaansgeschiedenis. In de veertiende eeuw kreeg de stad Kampen het ‘eeuwige recht van op- en aanwas’ van alle zandplaten die in de monding van de IJssel zouden opkomen. De stad verpachtte de gronden aan boeren, die er op terpen gingen wonen. De natuurlijke opslibbing werd gestimuleerd door het aanplanten van wilgen, biezen en russen, waartussen het sediment sneller kon bezinken. De perceelsgrenzen volgden de natuurlijke vormen. Rivierarmen, geulen, oeverwallen, dijken en wegen kronkelen door het landschap. Door aanwas groeide een deel van de eilanden aan elkaar en ook het afdammen van de IJsselarmen in de 15de eeuw zorgde er voor dat de eilanden meer één geheel werden. Aan de Zuiderzeekant werd een doorgaande dijk aangelegd, waardoor de invloed van de zee kon worden beperkt.
Ontwikkeling vanaf de Nieuwe Tijd
Ondanks de regelmatige overstromingen nam de bewoning op het Kampereiland gestaag toe. In 1627 waren er 26 terpen en in 1793 werden al 71 erven genoemd. Tegenwoordig verpacht de stad grond aan 111 agrarische bedrijven. Met het voltooien van de Afsluitdijk in 1932 werd de Zuiderzee afgesloten en omgezet in het IJsselmeer. In 1942 werd de Noordoostpolder in gebruik genomen. Tussen het Kampereiland en de Noordoostpolder bleef het Zwarte Meer nog als waterbuffer tussen de twee aanwezig. Van Blokzijl tot aan Kuinre werden de buitendijkse landen ingepolderd. De binding met de zee is daarmee volledig verdwenen. In het gehele zeekleilandschap van Overijssel werden na de Tweede Wereldoorlog ruilverkavelingen uitgevoegd. De eerste was op het Kampereiland. Door de ruilverkaveling zijn de percelen rechter gemaakt en is een deel van de grilligheid verdwenen. Daarna volgenden al snel de ruilverkavelingen van Buitenpolder achter Kuinre, Vollenhove en Blankenham.