Landschap

Het dekzandlandschap

Het esdorp Rheeze
Aanblik van het esdorp Rheeze.  Foto Nico Kloek
N 52° 29.556' E 006° 12.077'

Het natuurlijke landschap

Tijdens de laatste ijstijd (circa 70.000-10.000 jaar geleden) bereikte het landijs ons land niet. Wel heerste er een zeer koud klimaat, waarbij de wind vrij spel had en op grote schaal zand kon verstuiven. Dit dekzandlandschap is bijzonder reliëfrijk en bestaat uit hoge en droge dekzandkopjes en–ruggen en lage en natte dekzandlaagtes. Meestal liggen de patronen van de hogere en lagere delen in oost-westrichting.

Prehistorische bewoning

Op diverse dekzandruggen in, of grenzend aan, (vroeger) moerassig gebied zijn sporen van jachtkampjes uit de middensteentijd bekend (8800-4900 v.Chr.). Dat is onder meer het geval bij Raalte en Holten. Daar worden ook sporen van bewoning uit de jonge steentijd, de bronstijd en de ijzertijd aangetroffen. Op gunstig gelegen plekken in de regio (zoals Colmschate) lijkt vanaf circa 1500 v.Chr. tot nu vrijwel continu te zijn gewoond. Bij Dalfsen is in 2015 een groot grafveld van de midden neolithische Trechterbekercultuur opgegraven (circa 3400-2800 v.Chr.), een archeologische ontdekking van internationaal belang. Heeten is bekend geworden door de opgraving van resten van een omheinde nederzetting uit de Romeinse tijd, evenals sporen van bijna industriële ijzerproductie (3de en 4de eeuw). Het is niet de enige plaats in de regio waar resten van ijzerproductie uit deze tijd zijn gevonden. Andere vindplaatsen zijn Wesepe, Raalte en Bathmen.

Boerderij horend bij de voormalige havezate Dubbelink in Ambt-Delden, Nico Kloek
Boerderij horend bij de voormalige havezate Dubbelink in Ambt-Delden  Foto Nico Kloek
Kleinschalig kampenlandschap bij Diepenheim, Nico Kloek
Kleinschalig kampenlandschap bij Diepenheim. De bolvormige percelen worden gescheiden door houtwallen en bosjes.   Foto Nico Kloek
De Soestwetering, Studio Pothoff
De Soestwetering  Foto Studio Pothoff
Weide- en hooilanden in het gebied de Vledders bij IJhorst, Nico Kloek
Weide- en hooilanden in het gebied de Vledders bij IJhorst  Foto Nico Kloek
Schapen op de heide in het gebied Haardennen, Nico Kloek
Schapen op de heide in het gebied Haardennen  Foto Nico Kloek
Natte heide in de dekzandlaagte bij het Boetelerveld, Loekie van Tweel
Natte heide in de dekzandlaagte bij het Boetelerveld  Foto Loekie van Tweel
Ruilverkavelingslandschap het Hammerflier in de buurt van Den Ham, Nico Kloek
Ruilverkavelingslandschap het Hammerflier in de buurt van Den Ham  Foto Nico Kloek

Ontginning vanaf de Middeleeuwen

Veel van de oude dorpen in het dekzandlandschap zijn al in de 8ste-9de eeuw ontstaan, al werden deze nederzettingen pas veel later echte dorpen. Grootschalige, systematische ontginningen in de lage, natte delen van het dekzandgebied hebben niet voor de tweede helft van de 12de eeuw plaatsgevonden. Waarschijnlijk gebeurde dat pas in de 13de eeuw, toen de afwatering via de IJssel verbeterde en het beter mogelijk werd de gronden te ontwateren. Voor dit doel werden ‘weteringen’ gegraven. De meeste zijn 13de of 14de eeuws. Het waren meestal bestaande, kleinere wateren die met elkaar in verbinding zijn gebracht na het doorgraven van dekzandruggen. De akkers werden aangelegd op de hogere delen van de dekzandruggen. De natte dalvormige laagten werden gebruikt als weide voor het grootvee en hooiland. De voedselarme zandgronden – vaak de hoogste delen van het terrein – veranderden in gemeenschappelijk heidevelden. Hier graasden de schapen en werden heideplaggen gestoken die met de mest in de potstal werden vermengd. In het voorjaar werd de mest op de akkers gebracht om de productie te vergroten. Daar waar het reliëf onregelmatig maar weinig verbrokkeld was, bood dit mogelijkheden voor het ontstaan van uitgestrekte escomplexen met bijhorende esdorpen. Waar het reliëf bestond uit kleine dekzandkopjes zonder ruimte voor grote aaneengesloten bouwlandcomplexen, ontwikkelde zich een kleinschalig landschap van kampen, omgeven door heggen, houtwallen of houtsingels. De boerderijen lagen in dat geval verspreid.

Ontwikkeling vanaf de Nieuwe Tijd

Net als in het stuwwallandschap ontstonden in de loop van de middeleeuwen de marken of markegenootschappen. Ze werden opgericht om de woeste gronden op de hogere dekzandkoppen te beschermen tegen illegale en ongewenste ontginningen. En ook hier zijn vanaf de negentiende eeuw veel gemeenschappelijke markegronden omgezet in bouwland, grasland of bos. Een andere parallelle ontwikkeling met het stuwwallandschap is die van de landgoederen met ‘boerenlandgoederen’, het ombouwen van versterkte huizen en ‘heideontginningslandgoederen’ van rijke kooplieden uit de steden. Verschillend van het stuwwallandschap is echter dat de natte, lagere gronden van het dekzandlandschap in – met name de tweede helft van – de twintigste eeuw werden verbeterd met ruilverkavelingen. Hiermee werden de agrarische productieomstandigheden geoptimaliseerd door de percelen van boeren bijeen te brengen en de waterbeheersing te verbeteren.

Elke vierkante meter telt!

Help jij mee om ons landschap te beschermen? Alleen samen kunnen we het verschil maken.

Steun ons