Een landweer is een verdedigingslinie. De vaak kilometers lange aarden wal, beplant met stekelige struiken als meidoorn, sleedoorn en hondsroos, diende om plunderaars buiten de deur te houden. In vredestijd werd de wal gebruikt om het vee binnen en het wild buiten het terrein te houden.
Landweer als bescherming
Al sinds de prehistorie zijn landweren gebruikt als bescherming tegen de vijand. De oudst bekende landweren in Overijssel stammen uit de middeleeuwen. Een bekende is de 14e eeuwse landweer van Deventer richting Diepenheim, waarlangs ook een gracht werd gegraven, de latere Schipbeek. Middeleeuwse landweren bestonden vaak uit dubbele, soms zelf drievoudige wallen en hadden meerdere grachten. De beplanting van zo'n landweer kon bestaan uit bijvoorbeeld eik, es, haagbeuk en voor de stekels sleedoorn, wilde roos. De beplanting wed tijdens de groei in elkaar gevlochten zodat een ondoordringbare wal ontstond.
Gebroken hand
In tijden van plunderingen waren de mensen blij met de bescherming van de vaak kilometers lange aarden wallen. bescherming, Maar in vredestijd was dit lastig. Je had maar een paar doorgangen en daar moest je ook nog voor betalen. Vandaar dat er stiekeme doorgangen werden gemaakt. De landsheren waren daar niet blij mee en traden hier streng tegen op. Hoge boetes werden opgelegd. Er is zelfs een document gevonden waarin staat dat van degene die de landweer beschadigt de hand zou worden gebroken.
Veekering
Landweren van latere datum zijn vooral aangelegd als veekering of markegrenzen. Deze werden tot in de 19e eeuw gebruikt. De meeste landweren zijn in de loop der tijd afgesleten en zo uit het landschap verdwenen. Maar op sommige plekken zie je nog resten of zijn ze hersteld in hun oorspronkelijk vorm.