Tekst: Lia van Looij
Na jaren van afwezigheid is de rode wouw weer een vaste broedvogel in Nederland. Deze prachtige roofvogel komt alleen voor in Europa en verspreidt zich steeds meer over Overijssel.
Een opvallend grote roofvogel met witte velden aan de onderzijde van de vleugels en een lange, gevorkte staart cirkelt hoog boven de boomkronen: de rode wouw is terug! Wanneer het voorjaar de kou verdrijft, meestal rond eind februari, verschijnen ze. Hoewel niet elke rode wouw aan de vogeltrek deelneemt, overwinteren de meeste in Spanje. Veel tijd om te genieten van de omgeving heeft de roofvogel na zijn terugkomst niet, want nu het voorjaar zich aandient, wordt het tijd om zich te richten op hetgeen waarvoor hij hier is: zorgen voor nageslacht.
Slechte nestenbouwer
De rode wouw houdt niet van drukte, daarom gaat hij op zoek naar een rustige plek, het liefst in een groot bos of op een landgoed. Heeft hij een geschikt gebied en een partner gevonden, dan bouwt hij iets wat lijkt op een nest of hij gebruikt een verlaten nest van een buizerd of kraai. Met zijn relatief korte poten en lange vleugels is hij wat onhandig in het bos. Hij is dan ook een slechte nestenbouwer. Een paar broze takken dienen als basis van zijn kleine, wankele nest dat hij vervolgens bekleedt met plastic, doeken, touw en papier.
Een goede vader
Vader rode wouw verzorgt zijn lief vanaf het moment dat ze broedt totdat de jongen zichzelf kunnen warmhouden. Al die tijd vliegt hij af en aan met lekkers dat hij vindt terwijl hij als een gier boven extensieve graslanden zweeft.. Levende muizen, mollen, pas uitgevlogen lijsters en regenwormen hebben geen schijn van kans, maar de voorkeur gaat uit naar aas. En dat vindt hij nog wel eens op pas gemaaide weilanden. Maar niet altijd maakt hij zich er zo gemakkelijk vanaf. Met zijn gevorkte staart zijwaarts gekanteld is hij als een acrobaat in de lucht. Al vliegend is hij in staat prooien van kraaien en buizerds te stelen. Alles voor zijn gezinnetje in het nest.