Laagveen bestaat uit dicht op elkaar gepakte, onverteerde plantenresten. Het ontstaat doordat planten die in ondiepe meren en lagunes groeien, afsterven en onder het grondwater terechtkomen. Hierdoor worden de plantenresten niet verteerd, maar blijven ze bewaard. Bij voldoende regenwater groeit veenmos boven het oppervlaktewater verder als hoogveen. Een uitgestrekt en boomloos veenlandschap is het gevolg daarvan. Door o.a. grootschalige ontginning zijn veel gebieden met laagveen verdwenen. Dat is jammer, want daarmee verdwijnt de leefomgeving van allerlei soorten planten, dieren en vogels.
Oorsprong laagveen
Het laagveenlandschap aan de westkant van de provincie Overijssel heeft in oorsprong dezelfde natuurlijke ontwikkeling gehad als het huidige hoogveenlandschap aan de oostkant. Daar vormden zich vanaf 6.000 jaar geleden tot omstreeks het jaar 1000 n.Chr. grote hoogveenkoepels, die als een dikke spons van veenmossen grote delen van het Overijsselse landschap bedekten.





Veen daalt tot benden NAP
Toch wordt tegenwoordig gesproken van het laagveenlandschap van Overijssel, zoals bij Giethoorn, Staphorst en Rouveen. Dat komt doordat het hoogveen in de loop van de middeleeuwen door menselijke invloed verdween; het veen daalde tot beneden NAP. Omdat het veen vanaf dan niet meer afhankelijk van regenwater maar van grondwater, spreken we van 'laagveen'. De term ‘laagveenlandschap’ slaat dus op de namiddeleeuwse toestand van de regio en niet op het oorspronkelijke veenlandschap.
Nationaal Park de Weerribben-Wieden
Nationaal Park de Weerribben-Wieden is het grootste aaneengesloten laagveenmoeras van Noordwest-Europa en bestaat tegenwoordig uit meren, sloten, weilanden, rietlanden en grote stukken laagveen dat samen een oppervlak heeft van 105 km2 (10.500 ha).